Tijdlijn van de geschiedenis
1650 Besluit tot bouw van een windmolen.
De graven Van den Bergh en van Limburg-Stirum besloten tot bouw van een nieuwe koren- en oliemolen, op de Keurhorsterheide te Varsseveld op de grens van hun bezittingen: de heerlijkheden Bergh en Wisch. Deze Keurhorster- of Nieuwe Molen zou een ‘tweeherig’ bezit worden, waar de pachtboeren naartoe werden verwezen (molendwang). De molenaar/pachter diende aan elk der heren de helft van de pachtsom te voldoen.
1652 Molen in de vorm van een houten achtkantige bovenkruier gereed.
Dit model was een voor deze streek nieuw type windmolen. De oliemolen was onderin geplaatst en kon ook door een paard worden aangedreven (rosmolen).
1671 Afbraak van de molen en vervanging door standerdmolen.
De reden voor de afbraak was vermoedelijk gelegen in bouwkundige gebreken, met name in de constructie tussen kap en romp waardoor het kruien werd bemoeilijkt, zo niet onmogelijk werd. Voor de herbouw werd teruggevallen op het vertrouwde type : de (houten) standerdmolen, waarbij de hele molen rust op - en draait om - een zware houten standaard. Er zijn aanwijzingen dat aanvankelijk ook de oliemolen in de standerdmolen is geplaatst.
Daarnaast is - om bij afwezigheid van windkracht toch te kunnen malen - een verhoudingsgewijs grote roskorenmolen gebouwd dicht bij de molenaarswoning.
1712/1837 Huis Bergh in Duits bezit en beëindiging tweeherigheid.
Door erfopvolging kwam Huis Bergh in handen van de familie Von Hohenzollern Sigmaringen. Later eindigde het gezamenlijke eigendom met Baron van Nagell van Wisch; de Duitse Vorst werd de enige eigenaar.
1853 Ombouw roskorenmolen tot olie-, grut- en pelmolen.
De verbouwde rosmolen heeft niet lang ( 15 à 20 jaar) gefunctioneerd en is aan het einde van de 19e eeuw gesloopt.
1875 Pachter koopt molen.
De standerdmolen, de molenaarswoning en de bijbehorende grond werden gekocht door de toenmalige molenaar Johannes Colenbrander, wiens vader vanaf 1825 de molen in pacht had. Tot 2007 is de molen c.q. maalderij in familiebezit gebleven.
1900 Bouw hulpmaalderij.
Om niet afhankelijk te zijn van uitsluitend windkracht (rosmolen was gesloopt) werd naast de windmolen een hulpmaalderij opgericht met één koppel maalstenen, aangedreven door een petroleummotor. In 1910 werd dit gebouw uitgebreid met een - nog bestaande - bakkerij.
1926 Sloop standerdmolen en oprichting van de huidige motormaalderij.
Na ruim 250 jaar dienst te hebben gedaan werd wegens toename en verandering van werkzaamheden en ook door de hoge onderhoudskosten - besloten tot vervanging van de standerdmolen. Een geheel stenen maalderij, waarin de maalwerktuigen en andere machines werden aangedreven door een dieselmotor, kwam tot stand.
1933/34 Bouw houten loods en een kantoor.
Noodzakelijk geworden wegens een toename van de handel in diverse benodigdheden voor de landbouw en de veehouderij, zoals specifieke voeders, kunstmeststoffen en steenkolen.
1936/37 Verbouwing en uitbreiding machinekamer en bakkerij.
In de gemoderniseerde motorkamer werd de Thomassen-dieselmotor geplaatst, die er ook nu nog staat. In de bakkerij veranderde de brandstof voor de verhitting van de oven: van takkenbossen naar oliebrander. Er werd uitsluitend roggebrood gebakken.
1981 Beëindiging bedrijfsactiviteiten.
Schaalvergroting in de landbouw/veevoedersector, alsmede het ontbreken van opvolgers hebben geleid tot stillegging van het bedrijf. In de negentiger jaren is echter de ‘maalvaardigheid’ hersteld.
1999 Maalderij en bijgebouwen aangewezen tot Rijksmonument.
Vanwege de bewaarde oorspronkelijkheid uit de twintiger en dertiger jaren (het z.g. interbellum) is het complex de status van beschermd monument waardig geacht.
2007 Stichting Maalderij De Nieuwe Molen
Het gebouwencomplex is ondergebracht in een stichting met als doel instandhouding ervan.
Publicaties
Nadere historische gegevens zijn te vinden in de volgende publicaties:
- Kersjes, A.W.: Lotgevallen van de Nieuwe Molen te Sinderen, Contactorgaan ADW, dec. 1998.
- Zweers, D.J.K., Kersjes, A.W. en Tijman, E.: De Nieuwe Molen te Sinderen (Gelderland), Molinologie nr. 28, 2007, p. 18-35.